Paragrafen

Financiering

Schuldpositie en -definities

Gemeenten lenen hoofdzakelijk voor investeringen. Het lenen van geld leidt tot een schuldpositie. Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uit de geleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. Hoe hoger dergelijke betalingen, hoe minder de gemeente aan andere publieke voorzieningen kan besteden.

Schulddefinities
Bij decentrale overheden, waaronder gemeenten, worden verschillende schulddefinities gehanteerd:

  • De bruto gevestigde schuld. Dit betreft het totaal van de aangetrokken korte en lange financiering.
  • De EMU-schuld. Dit is de bruto gevestigde schuld onder aftrek van de leningen die van medeoverheden zijn opgenomen.
  • De netto schuld. Dit betreft het (balans)saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen. Zie tabel 2 voor de opbouw van de netto schuld.
  • De netto schuldquote. Hierbij wordt de netto schuld uitgedrukt als percentage van de inkomsten (baten).

Bruto gevestigde schuld en EMU-schuld

Uit onderstaande tabel blijkt dat zowel de gevestigde schuld als de EMU-schuld gedurende 2024 zijn toegenomen, dit met respectievelijk 177 en 127 miljoen euro.

Tabel 1: Verloopoverzicht bruto gevestigde schuld en EMU-schuld over 2024

x € 1.000.000

Soort

Restant hoofdsom
per eind 2023

Betaalde aflossingen

Nieuw
opgenomen of hergefinancierd

Restant hoofdsom
per eind 2024

Onderhandse leningen

585,0

25,0

75,0

635,0

Renteswaps (derivaten)

278,0

5,0

0,0

273,0

Subtotaal BBV-categorie onderhandse leningen van binnenlandse banken

863,0

30,0

75,0

908,0

Medium Term Notes (MTN’s; BBV-categorie obligaties)

161,0

45,0

25,0

141,0

Subtotaal langlopende leningen

1.024,0

75,0

100,0

1.049,0

Kortlopende leningen

12,0

12,0

164,0

164,0

Bruto gevestigde schuld

1.036,0

87,0

264,0

1.213,0

Waarvan opgenomen van mede-overheden

40,0

0,0

50,0

90,0

EMU-schuld

996,0

87,0

214,0

1.123,0

Met betrekking tot bovenstaande leningenportefeuille zijn de volgende zaken relevant:

  • Gedurende 2024 heeft één financieringsronde plaatsgevonden, te weten in maart voor in totaal 100 miljoen euro.
  • In 2024 liepen contractueel één onderhandse lening en één MTN voor in totaal 70 miljoen euro af.
  • Op derivaten is in 2024 5 miljoen euro regulier afgelost.
  • Voor een volledige specificatie conform BBV-voorschriften van de derivatenportefeuille en de daaraan verbonden relevante contractbepalingen verwijzen wij u naar de toelichting op de balans.

Netto schuld

De opbouw en het verloop van de netto schuld over 2024 kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 2: Verloopoverzicht netto schuld over 2024

 x € 1.000.000  

Soort

Conform BBV- artikel

Balans zijde

Stand per 31-12-2023

Stand per 31-12-2024

Mutatie 2024

Bruto gevestigde schuld:

  • Vaste schuld

46

C

1.024,0

1.049,0

  • Vlottende schuld

48

C

12,0

164,0

Subtotaal bruto gevestigde schuld

1.036,0

1.213,0

177,0

Overige vaste schulden

46

C

11,5

12,5

Overige vlottende schulden

48

C

47,2

35,5

Overlopende passiva

49

C

415,6

499,8

Subtotaal schulden (A)

1.510,3

1.760,7

250,4

Minus:

Uitzettingen >1jr Schatkist

36 lid d

D

0,0

0,0

Overige uitzettingen >1jr

36 lid f

D

0,2

0,2

Uitzettingen <1jr

39

D

157,0

161,1

Liquide middelen

40

D

5,1

2,7

Overlopende activa

40a

D

87,1

116,9

Subtotaal financiële activa en overige vorderingen (B)

249,4

280,9

31,5

Netto schuld (A – B)

1.260,9

1.479,9

218,9

Uit deze tabel blijkt dat de netto schuld over 2024 met bijna 220 miljoen euro is toegenomen.
Voor nadere info over bovenstaande de mutaties wordt verwezen naar de Toelichting op de balans.

Interne schuldnormering

Om de houdbaarheid van de gemeentefinanciën ook op de lange termijn te borgen, beheersen we de schuld aan de hand van interne schuldnormeringen. In onderlinge samenhang geven deze een goed zicht op de schuldpositie en schuldontwikkeling. Daarnaast is in het Coalitieakkoord 2022-2026 afgesproken dat de netto schuldquote niet hoger mag zijn dan 130%, dit in lijn met de signaleringswaarde zoals bepaald in het Gemeenschappelijk Toezichtskader. Dit leidt tot het volgende beeld over 2024:

Tabel 3: Schuldnormering 2024

x € 1.000.000

Kengetal

Eenheid

Norm

Nominale begroting 2024

Realisatie 2024

1. Netto schuldquote =

            Netto schuld

1.708,2

1.479,9

            Baten voor bestemming (1)

1.963,1

2.034,0

            Netto schuldquote

%

130,0%

87,0%

72,8%

2. Interne renterisiconorm =

Totaalbedrag aan netto aflossingen en renteherzieningen niet hoger dan 10%                                                                                               van de leningenportefeuille (2)

miljoen euro

102,4

75,0

75,0

3. Netto rentelasten =

Netto rentelasten niet hoger dan 4% van de exploitatielasten

%

4%

1,3%

1,3%

4. EMU-referentiewaarde =

EMU-saldo niet negatiever dan EMU-    referentiewaarde (3) (4)

miljoen euro

-91,9

-222,2

-214,1

(1) Ramingskolom conform nominale begroting 2024.
(2) Norm op basis van de werkelijke restantschuld van de langlopende leningenportefeuille per begin 2024, te weten 1.024 miljoen euro.
(3) Minteken = (geraamd) tekort; normwaarde conform Decembercirculaire Gemeentefonds 2023. In de Programmabegroting 2024 was nog uitgegaan van een geschat normbedrag van -60,0 miljoen euro.
(4) Conform BBV-richtlijnen is het gerealiseerde EMU-saldo elders in dit jaarverslag apart gespecificeerd.

Toelichting op de netto schuldquote:

Per eind 2024 is de netto schuldquote uitgekomen op 72,8%. Dat is circa 14 procentpunt lager dan voorzien bij de Programmabegroting 2024. Puur als quote bezien kan dit geduid worden als een gunstige uitkomst, omdat de toename van de netto schuld daarmee is achtergebleven. Daardoor is er meer investeringsruimte beschikbaar voordat de signaleringswaarde van 130% bereikt wordt zoals opgenomen in het Gemeenschappelijk Toezichtkader.

Toelichting op het EMU-saldo:

Jaarlijks stelt het rijk het totaalbedrag vast dat decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) gezamenlijk maximaal als EMU-tekort zouden mogen hebben, de zogenoemde macronorm. Voor 2024 was deze vastgesteld op circa 5,4 miljard euro. Naar rato van begrotingstotalen is door het rijk vervolgens berekend hoeveel dat per gemeente, provincie of waterschap zou mogen zijn. Dit wordt een referentiewaarde genoemd. Voor Utrecht bedroeg die voor 2024 91,9 miljoen euro. Dit is per overheidsentiteit dus een richtwaarde en geen harde norm (1).  
Voor zichzelf heeft de gemeente die referentiewaarde echter als wel norm bepaald.

Het EMU-saldo over 2024 is in werkelijkheid uitgekomen op een tekort van 214,1 miljoen euro. Dat tekort is circa 8 miljoen euro minder nadelig uitgekomen dan geraamd bij de Programmabegroting. Dit verschil is veroorzaakt door:

  • een hoger uitgevallen negatief saldo van baten en lasten voor bestemming (135,2 miljoen euro nadelig)
  • hogere investeringsuitgaven (123,1 miljoen euro voordelig)
  • een lagere voorraadpositie aan bouwgronden (2) (6 miljoen euro nadelig)
  • per saldo hogere dotatie aan voorzieningen (8,7 miljoen euro voordelig)

(1) Dit kan alleen tot consequenties leiden indien bovengenoemde macronorm (dus van alle decentrale overheden gezamenlijk) wordt overschreden. In dat geval kan op grond van de Wet houdbare overheidsfinanciën een korting c.q. correctie op de Algemene Uitkering worden doorgevoerd. Tot dusver is dat niet gebeurd, maar op dit punt is wel sprake van een toekomstig risico gelet op de verslechterende financiële positie van gemeenten. Overschrijding van de eigen referentiewaarde heeft dus geen directe consequenties.
(2) Bij de primitieve begroting was nog een afname voorzien van de voorraad bouwgronden van 38 miljoen euro, maar uiteindelijk is die voorraad over 2024 juist met circa 6 miljoen euro toegenomen. Dit resulteert in 123,1 miljoen euro hogere investeringsuitgaven en dat heeft een nadelig effect op het EMU-saldo.

Interne rente

De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Daarbij worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee deze zijn gefinancierd. Met ingang van 2024 is het interne omslagpercentage vastgesteld op 2%.
Het saldo tussen de netto werkelijke rentelasten enerzijds en de aan activa toegerekende omslagrente wordt aangeduid als renteresultaat. Op grond van het BBV mag dit renteresultaat niet meer bedragen dan 25% van de aan taakvelden toe te rekenen rente. Het werkelijke renteresultaat over 2024 is uitgekomen op 7,1 miljoen euro, hetgeen bijna 2,0 miljoen euro hoger is dan begroot en bleef daarmee binnen de limiet van 25%.

Tabel 4: Financieringsresultaat 2024

x € 1.000

Omschrijving

Actuele begroting 2024

Realisatie 2024

Verschil

a

Externe rentelasten lange en korte financiering

32.690

28.701

3.989

b

Externe rentebaten

223

401

178

Saldo externe rentebaten en -lasten

32.467

28.300

4.167

c1

Rente die aan de grondexploitatie moet worden toegerekend

-3.558

-1.672

-1.886

c2

Rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend

0

0

0

c3

Rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend

0

0

0

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

28.909

26.628

2.281

d1

Rente over eigen vermogen

4.404

5.356

-952

d2

Rente over voorzieningen

0

0

0

Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente

33.313

31.984

1.329

e

De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag)

38.451

39.089

638

Renteresultaat op het taakveld Treasury

5.138

7.105

1.967

Deze pagina is gebouwd op 05/14/2025 15:46:18 met de export van 05/14/2025 15:33:59